maandag 16 april 2018

Toon Horsten - Landlopers

200 jaar Maatschappij van Weldadigheid

Tweehonderd jaar geleden, in maart 1818, richt de sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch de Maatschappij van Weldadigheid op. De Nederlanden zijn berooid achtergebleven na het vertrek van Napoleon. Het grootste deel van met name de stedelijke bevolking leeft in uitzichtloze armoede. Van den Bosch heeft een even ambitieus als ongewoon plan om deze ellende te bestrijden. Als hij dat voorlegt aan Koning Willem I krijgt hij carte blanche om middels het aanbieden van werk, onderdak, scholing en zorg in nieuw op te richten landbouwkoloniën de stedelijke paupers perspectief op een beter bestaan te bieden. Er wordt gestart met een proefkolonie in Zuidwest-Drenthe, uitbreiding volgt al snel.

De nieuw opgerichte leefgemeenschap kent haar eigen voorzieningen, zoals leerplicht vanaf 6 jaar (1819) en een verplicht ziekenfonds (1827), voor die tijd heel bijzonder. En al verloopt aanvankelijk niet alles zo als gehoopt, toch wordt Van den Bosch inmiddels beschouwd als een visionair. In Nederland vormen zijn ideeën de basis voor onze huidige verzorgingsstaat. Zijn concept vond internationale navolging. 

Werelderfgoed van Unesco? 

De sporen van deze geschiedenis zijn nog steeds goed herkenbaar in o.a. Frederiksoord, Wilhelminaoord en Boschoord (vrije landbouwkoloniën) en Veenhuizen (strafkolonie). Maar ook in de Zuidelijke Nederlanden liet de Maatschappij haar sporen na. In 1821 wordt daar een zusterorganisatie opgericht, in 1822 nemen de eerste gezinnen hun intrek in de vrije landbouwkolonie van Wortel en in 1824 begint de bouw van de onvrije kolonie Merksplas.
In 2011 werd het culturele erfgoed van de Maatschappij van Weldadigheid opgenomen op de voorlopige lijst van Werelderfgoed van de Unesco. Na jarenlange voorbereidingen door alle betrokkenen in Nederland en Vlaanderen zal het Werelderfgoedcomité van Unesco tijdens zijn jaarlijkse vergadering in juli 2018 besluiten of de Koloniën van Weldadigheid de Werelderfgoedstatus krijgen.

Hollandse en Vlaamse koloniën

Over de koloniën in de Noordelijke Nederlanden zijn meerdere boeken geschreven door Wil Schackmann. Ze staan beschreven in Een drieluik over de Maatschappij van Weldadigheid elders op deze site. Voor de Zuidelijke Nederlanden is er het standaardwerk van Toon Horsten: Landlopers. In 2017 is daarvan de vijfde, vermeerderde druk verschenen, waarin ook de ontwikkelingen van de laatste jaren zijn opgenomen.

Toon Horsten (die opgroeide in Wortel) kiest ervoor de geschiedenis van de Vlaamse tak van de Maatschappij chronologisch te beschrijven. Hoewel de startpositie in beide landstreken gelijk is, ontstaan al snel na de afsplitsing van de Zuidelijke Nederlanden en het uitroepen van de staat België (1830), grote verschillen in de manier waarop men met de "droesem der samenleving" omgaat. In 1842 wordt de zuidelijke afdeling van De Maatschappij ontbonden en in 1870 koopt de Belgische overheid de domeinen van Wortel- en Merksplas-kolonie. In de roerige periode daarna zal blijken dat de opvang en begeleiding van landlopers en daklozen in Vlaanderen en Nederland nogal van elkaar verschillen.

Vlaamse landlopers

Zoals de titel al aangeeft, heeft Horsten zich voornamelijk bezig gehouden met landlopers en bedelaars. In deel 1: Naar het platteland beschrijft hij de periode tussen 1810 en 1945. Wat gebeurde er met bedelaars voor de oprichting van Wortel en Merksplas? Wat was de reden dat de landbouwkolonie Wortel geen succes werd? De boerderijtjes (die in Drenthe nog steeds gekoesterd, beschermd en bewoond worden) zijn in Vlaanderen vrijwel allemaal na 1890 verdwenen. Zowel Wortel als Merksplas veranderen in opvanglocaties voor landlopers en "onaangepasten". 
Maar terwijl de Nederlandse bedelaarskolonie Veenhuizen  failliet gaat, weten de Vlaamse koloniën de bezigheden voor de opgesloten landlopers op industriële wijze te organiseren, zodat de instellingen zichzelf kunnen bedruipen. Ook de kleinschalige landbouw verandert: grote, professioneel geleide  boerderijen bieden de daarvoor geschikte landlopers werk. De politieke besluitvorming rond de opvang komt aan bod, net als de criminele antropologie die haar kans grijpt. De Eerste en Tweede Wereldoorlog zorgen voor extra problemen. Pas na 1945 komt er enige lijn in de opvang en begeleiding van de landlopers. 

Terwijl in de meeste Europese landen landloperij uit het wetboek van strafrecht wordt gehaald, zou dat in Vlaanderen nog tot 1993 duren. In deel 2: Zeemanslevens (1946-1993) komen zowel enkele landlopers als bewakers aan het woord. Het beeld dat daaruit naar voren komt, is beslist niet negatief. Voor de meesten gedetineerden voelen Merksplas en Wortel als thuis. De landlopers melden zich zelf aan als hun geld op is, als de winter eraan komt of als ze het buiten de kolonie niet meer zien zitten. Het zijn vaste gasten, geen lastige over het algemeen, met vaardigheden die in de kolonie op waarde worden geschat. Maar met een achtergrond die opvang noodzakelijk maakt. Ze werken tot ze genoeg verdiend hebben om weer even de bloemetjes buiten de zetten en keren dan terug naar de structuur en verzorging van de kolonie. Iedereen voelt zich er goed bij, het functioneert zonder problemen. Tot die rampzalige dag in 1993.

Deel 3 heeft als titel: Paradijs voor futlozen (1993-2013). Niemand heeft de landlopers of zelfs de directie van de kolonies gewaarschuwd. Bij toeval leest een van de bewakers in een rondslingerende Staatscourant dat de wet op de landloperij is afgeschaft en dat landlopers niet meer opgesloten mogen worden. Er ontstaat binnen de instellingen grote paniek: waar moeten deze kwetsbare mensen nu heen? Het is verbijsterend welke kunstgrepen de directies van de instellingen en de bewakers allemaal toegepast hebben om er voor te zorgen dat vrijwel iedereen, na verloop van jaren soms, weer een veilig plekje kreeg. Voor de alleroudste werd een speciale regeling getroffen: zij mochten in een aparte vleugel hun oude dag doorbrengen. Dré van Wellen was de laatste landloper die begraven werd op de bedelaarsbegraafplaats van Merksplas op 9 juni 2012.

Uiteindelijk zijn er weer overeenkomsten tussen Merksplas en Veenhuizen. Nieuwe gevangenissen verrezen voor echte delinquenten. Maar de geschiedenis wordt niet vergeten. In de voormalige boerderij van Merksplaskolonie is een bezoekerscentrum ingericht. In het hoofdgebouw van Veenhuizen is het gevangenismuseum. In de voormalige Tuinbouwschool in Frederiksoord wordt nog dit jaar het vernieuwde museum voor de landbouwkoloniën van Drenthe geopend.

Nog meer lezen?

Geïnspireerd door dit boek schreef Louis van Dievel zijn roman Landlopersblues (KLIK HIER), waarin hij zogenaamd enkele landlopers aan het woord laat die begraven liggen op het bedelaarskerkhof van Merksplas. Over de geschiedenis van Veenhuizen is onlangs een boek verschenen van Jan Libbega onder te titel: 'Paupers en Boeven: 200 jaar strafkolonie Veenhuizen' (KLIK HIER).

Het komt allemaal mooi samen: 200 jaar Maatschappij van Weldadigheid en 25 jaar na de afschaffing van de wet op de landloperij in Wortel- en Merksplas-kolonie. De geschiedenis is goed beschreven, er zijn bezoekerscentra en musea, er bestaan nog veel monumenten. Zelfs de Stichting Maatschappij van Weldadigheid bestaat nog (KLIK HIER). En dan in juli misschien de toekenning van de Unesco Werelderfgoed status. Dat zou mooi zijn.

Tijd om deze voor velen verborgen geschiedenis te gaan ontdekken!

Toon Horsten - Landlopers. Antwerpen, Davidsfonds, 2017. Geb., 318 pg., met zwart-wit foto's en lit. opg. ISBN:978-90-5908-901-3.

© Jannie Trouwborst, april 2018.

zondag 8 april 2018

Michiel van Kempen - Voor mij ben je hier: verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers

Ter gelegenheid van 35 jaar onafhankelijkheid van Suriname stelde Michiel van Kempen in 2010 een bundel samen met zestien verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers. Diversiteit en actualiteit worden moeiteloos verbonden aan herkenbare Surinaamse onderwerpen. Guilly Koster reist naar de binnenlanden van Limburg af waar hij verliefd wordt op een dominee die Surinaamse wortels heeft. Mala Kishoendayal beschrijft de reis van een Hindoestaans echtpaar op het eerste schip dat naar Suriname ging met contractarbeiders. Clark Accord treft de laatste resten van een koloniaal verleden in Santiago de Cuba aan. De verhalen zijn heel beeldend geschreven en de diversiteit geeft precies weer wat de Republiek Suriname kenmerkt: onovertroffen gemêleerd! Van Kempen is bijzonder hoogleraar West Indische Letteren aan de UvA. Hij heeft al diverse bloemlezingen Surinaamse letterkunde samengesteld. 

Inleiding 

In de inleiding van dit boekje stelt Michiel van Kempen, dat er in de eerste tien jaar van deze eeuw binnen de Surinaamse literatuur meer debuten verschenen zijn dan in de twee eeuwen daarvoor. Opvallend is het aandeel van jonge vrouwen daarin. Bovendien maakt het niet meer uit waar de auteurs wonen of geboren zijn om van Surinaamse literatuur te spreken.

De ondertitel: Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers wekt de suggestie dat het ook om jonge mensen gaat. Van elke auteur is een korte biografie opgenomen achterin het boek. En wie naar de geboortejaren kijkt, zal zien dat dat niet zo is. Uitschieters zijn: Herman Hennink Monkau (1935) en Carry-Ann Tjong Ayong (1941). Daarna is er een grote groep geboren in de jaren 50, begin 60: Joanna Werners (1953), Henna Goudzand Nahar (1953), Annette de Vries (1954), Guilly Koster (1955), Ismene Krishnadath (1956), Mala Kishoendajal (1959), Rihana Jamaludin (1959), Marylin Simons (1959), J.Z. Herrenberg (1961) en Clark Accord (1961). De jongste schrijvers uit deze verzameling zijn: Tessa Leuwsha (1967), Ruth San A Jong (1970), Iraida Ooft (1974) en Karin Amatmoekrim (1976).

Maar in de inleiding schrijft van Kempen ook, dat er als gevolg van de ontwikkelingen na de onafhankelijkheid een tijdlang weinig tot niets gebeurde op literair gebied. Pas in de eerste 10 jaar van de deze eeuw kwam de literaire productie weer op gang en debuteerden er Surinaamse schrijvers die ondertussen dus al een jaartje ouder waren.
Met de term Jongste generatie schrijvers is m.i. dan ook vooral bedoeld: schrijvers die (ongeacht hun kalenderleeftijd) een andere, modernere Surinaamse literatuur voortbrengen. Minder gedreven door een maatschappelijke taak, zich er meer bewust van dat een literair werk een artistiek kunstwerk hoort te zijn. Dat wil niet zeggen dat ze niet open staan voor wat er gebeurt in de wereld, ook niet dat de thema's geen verband meer hebben met Suriname en haar geschiedenis. Maar er wordt vrijer, artistieker mee omgesprongen.

Zoals Van Kempen schrijft: "In deze bundel is werk opgenomen van auteurs die het gezicht van de jongste Surinaamse literatuur in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw bepaald hebben, plus het werk van enkele schrijvers die met beloftevol werk op de drempel staan van een literaire carrière."

Een bundel vol afwisseling

Ik heb deze bundel met veel plezier gelezen. De meeste verhalen zijn boeiend en intrigerend. Èn afwisselend: de gemêleerdheid van al wie zich Surinamer noemt, komt in de verhalen naar voren. Verhalen die mij erg aanspreken zijn de volgende:

* Marylin Simons - Blijf stil. Het onthutsende verhaal van een oude vrouw die spijt heeft van het mishandelen van haar kind, maar die nooit aan iemand de trauma's van haar jeugd heeft kunnen vertellen.

* Iraida Ooft - High Maintenance. Over een alleenstaande vrouw die dol is op haar kind, verwekt door een man wiens vrouw geen kinderen kan krijgen. De echtgenote roept winti in om dat kind te laten sterven en adopteert zelf een ander kind. Dan is het de beurt aan de minnares om winti in te roepen.

* Clark Accord - Una casa particular. Een Spaanse edelvrouwe in het communistische Cuba verhuurt kamers om aan inkomen te komen. Ze wordt al jaren bezocht door de geest van een slavin van haar voorvaderen die zelf haar ongeboren kind doodde om te voorkomen dat het ook een ellendig slavenbestaan zou moeten ondergaan. Ze vertelt haar verhaal aan een student. Het Yoruba-geloof speelt er een belangrijke rol in. Als hij dit verhaal op gaat schrijven, wordt de vloek doorbroken en vindt de geest rust in het dodenrijk.

* Ismene Krishnadath - Adempauze. Een intrigerend verhaal waarin heden (de aardbeving op Haïti), verleden (mysterieuze Indiaanse verhalen) en toekomst (de voorspellingen van een Indiaanse) samenkomen.

**Zonder de anderen daarbij te kort te willen doen: deze hele bundel is het lezen waard!!

Voor mij ben je hier: verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers - samengest. en gered. door Michiel van Kempen. Amsterdam - Meulenhoff, 2010. Paperback, 254 pg., met verklarende woordenlijst en auteursinformatie. ISBN: 9789029086790
© Jannie Trouwborst, augustus 2018


(Dit een bewerking van een ouder blog t.b.v. #MSL2018).

zondag 1 april 2018

Annette de Vries - Scheurbuik

Annette de Vries (1954) heeft een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder. Op 2-jarige leeftijd verhuist zij van Nederland naar Suriname, op haar 15de keert ze terug. Na de toneelschool is zij een poosje toneeldocent en schrijft boeken voor de opleiding en het amateurtoneel. Sinds 1995 werkt ze in de kunstensector als adviseur culturele diversiteit en sinds enkele jaren begeleidt ze ook aankomende schrijvers. Scheurbuik (2002) was haar romandebuut (ze nam 2 jaar vrij om het te kunnen schrijven). Daarna volgde in 2010 nog Drijfhout.

Inhoud

Scheurbuik vertelt het verhaal van een vrouw die wordt geconfronteerd met zowel haar eigen geschiedenis als die van Suriname en Nederland.
De drieëndertigjarige Lucia Mac Nack keert naar Suriname terug om haar ernstig zieke vriend Miquel Del Prado bij te staan. Zij wordt opgenomen door zijn familie, naast wie zij tot haar vertrek (als 10-jarige) naar Nederland woonde. Terwijl haar komst het leven van de familie Del Prado in een stroomversnelling brengt, raakt Lucia bevriend met de eenzame, excentrieke Carmen en voelt zij zich aangetrokken tot de rokkenjager Pedro.
Pendelend tussen Miquel, die op de afgelegen boerderij bij zijn bejaarde oom Ferdinand inwoont en Carmen, die een statig koloniaal huis aan de Suriname-rivier bewoont, ontdekt Lucia dat haar verleden zowel afstand als geborgenheid heeft teweeggebracht.
Tijdens de hete dagen en de mystieke nachten in Suriname ontrolt zich een even ontroerende als meeslepende geschiedenis over liefde, onthechting en familiebanden. (Flaptekst).

Scheurbuik

Scheurbuik, op het eerste gezicht een vreemde titel, blijkt te slaan op de bere (=buik), zoals in Suriname de familie, incl. 7 generaties van voorouders, genoemd wordt. Dat bij die voorouders ook Nederlanders horen, wordt vaak vergeten. Alle voorouders verdienen respect, ze beschermen het nageslacht. Door het ontkennen van de zeer verweven geschiedenis van Surinamers en Nederlanders ontstaat er een scheur in de buik. Om die te helen moeten zowel Nederlanders als Surinamers deze gezamenlijke geschiedenis kennen en accepteren. Het boek is opgedragen aan haar bere (familie), het motto is een Surinaams liedje over de lange rij voorouders.

Een lesje geschiedenis
De structuur van het boek is eenvoudig. Het verhaal wordt chronologisch verteld en af en toe zorgt een flashback voor de nodige achtergrondinformatie. In de eerste 5 hoofdstukken worden de hoofdrolspelers twee aan twee geïntroduceerd. Door het perspectief steeds bij een ander personage te leggen, leren we alle hoofdrolspelers en hun situatie goed kennen. Daardoor lijkt de roman wat traag te beginnen, maar des te gemakkelijker is het om daarna direct meegetrokken te worden in het vervolg van het verhaal.
Het slavernijverleden en de recente geschiedenis van Suriname krijgen tussendoor aandacht, in de verhalen van de hoofdpersonen of via gevonden dagboeken en stambomen. Soms wringt dat wat met de natuurlijke verteltrant en komt het wat schools over.
Het boek begint met een brief van Miquel waarin hij Lucia smeekt hem bij te staan tijdens zijn laatste maanden in Suriname en eindigt ook met een brief, waarin Carmen aan de naar Nederland teruggekeerde Lucia schrijft over de afloop. Heel toepasselijk eindigt die brief met de mededeling dat het goed gaat met haar zwangerschap: Mijn buik is rond, zo glad als een steen in een stroomversnelling en zit boordevol leven. Dat maakt het verhaal ook mooi rond.

Verscheurdheid
Hoofdthema van het boek is de verscheurdheid van mensen die in hun leven te maken krijgen met een verandering van cultuur door verhuizing naar een ander land. De manier waarop dat thema is uitgewerkt, geeft het een veel ruimere geldigheid dan alleen in de Surinaams-Nederlandse context.
Zoals Jos Borré in een recensie in De Morgen opmerkt:
"In de peiling naar het levensgevoel van mensen zoals Lucia gaat A. de V. veel dieper dan de clichés over allochtonen die gangbaar zijn in het politieke en maatschappelijke discours van vandaag.(...) Scheurbuik is een roman die de lezer niet confronteert met een ander leven, maar hem heel geleidelijk introduceert in dat leven, hem hoogte doet krijgen van het levensgevoel dat de mensen er huldigen en dat hem na zijn onderdompeling met meer respect achterlaat dan een politieke of humanitaire eis had kunnen afdwingen. (De Morgen, 27-03-2002 - De diepe onderstormen van het bestaan)."
Andere thema's zijn o.a.: liefde, dood, familiebanden, religieuze opvattingen (christendom/winti), discriminatie.

Toneelachtergrond

De toneelachtergrond van A. de V. komt enigszins naar voren in de stijl. De karakters worden getekend via hun uiterlijk en gedragingen, meer dan door hun gedachten en gevoelens, al zijn die beschrijvingen soms typerend genoeg om een aardig idee te krijgen. Toch hadden ze nog wel iets uitgediept mogen worden. Ze maken wel een duidelijke persoonlijke ontwikkeling door: de hoofdpersonen kijken aan het eind van het boek allemaal op een andere manier tegen het leven aan (of zijn in vrede gestorven). Er is geen happy-end, er is alleen een nieuwe, voorgenomen start: het is aan de lezer om zelf in te vullen wat het vervolg zal zijn.

Treffende beeldspraak
De opmerking in het uittreksel van Biblion: eenvoudig taalgebruik dat niet overloopt van beeldspraak, kan gemakkelijk gelogenstraft worden door een reeks citaten van treffende beeldspraak. Enkele voorbeelden:
- Carmen had iets weg van een kleurige vis die met glazige ogen in een schemerig aquarium hing, waar niets anders gebeurde dan het monotoon omhoog borrelen van luchtbelletjes.
- Leven is wakker worden in een snelstromende rivier, meegesleurd worden over watervallen en stroomversnellingen en uiteindelijk in diezelfde rivier verdrinken.
- Dan zouden de dames en één heer die deel uitmaakten van de krans als papegaaien uit een mand door de deuren van de kerk naar buiten komen fladderen en zich kwetterend op de tafel met broodjes naast haar storten.
- In de voorzaal van tante Helen leek de tijd te verstrijken als stroop die langs een flessenhals druipt.
De beeldende manier waarop ze beschrijft hoe het moet voelen om een hartaanval te krijgen is aangrijpend.

Ik kan mij vinden in de conclusie van Eltje Borst (Het Financieel Dagblad, 11 mei 2002): Een knap geconstrueerd verhaal, aangrijpend, met veel lagen en mooie details.

Annette de Vries - Scheurbuik. Amsterdam, Atlas, 2002. Paperback, 2e dr., 319 pg., isbn 9045011611. (N.B. Beide genoemde boeken zijn alleen nog tweedehands verkrijgbaar of via de bibliotheek).

©Jannie Trouwborst, 29 november 2011.

(Dit is een bewerking van een ouder blog t.b.v. #MSL2018)