woensdag 25 november 2015

Jan Vantoortelboom - De man die haast had

Driemaal is scheepsrecht: na driemaal genomineerd geweest te zijn met een van zijn boeken voor de Zeeuwse boekenprijs, was het ditmaal raak. Jan Vantoortelboom is een Vlaming, maar woont nu alweer een aantal jaren in Zeeuws-Vlaanderen. Zijn eerste twee boeken speelden in West-Vlaanderen, ditmaal koos hij voor Zeeuws-Vlaanderen als locatie. "Dan kunnen ze niet meer om mij heen", grapte hij. Onzin natuurlijk, want om genomineerd te worden zijn de regels ruim: wonen of geboren zijn in Zeeland of een verhaal of non-fictie schrijven met Zeeland als locatie of onderwerp. 
Sinds de verschijning van zijn debuut (De verzonken jongen) was ik al van plan zijn werk te lezen. Het kwam er steeds niet van, maar nu kon ik er als Zeeuws-Vlaamse niet meer omheen. De kennismaking is bevallen. Dat is mooi, want dan heb ik er in elk geval nog twee tegoed!


Samenvatting

Leon ziet als klein kind zijn oppas Elsie een val maken waardoor ze zwaar gehandicapt raakt. Hij bezoekt haar trouw elke zaterdag in de instelling waar ze verblijft. Aanvankelijk omdat dat moet van zijn moeder, maar later omdat er tussen deze twee beschadigde en zwijgende mensen iets ontstaat: een verhouding van wederzijdse afhankelijkheid. Hij is de enige die zij toelaat, zij is de enige aan wie hij zich ooit emotioneel heeft kunnen binden. Leon is misschien niet schuldig, maar hij voelt zich verantwoordelijk voor Elsies toestand. En dat verantwoordelijkheidsgevoel gaat ver, wellicht te ver. (Achterzijde boek).

Leeservaring

Allereerst was het leuk om te herkennen hoezeer J.V. gebruik gemaakt heeft van de Zeeuws-Vlaamse omgeving. Leon groeide op in Zeedorp, een gehuchtje tegen de Westerscheldedijk vlakbij Ossenisse. Zijn vader werkte bij Dow Chemical in Terneuzen, een van de grootste werkgevers uit de buurt (waar veel "import" kwam werken) in ploegendienst als operator. Zijn moeder stortte zich op de geschiedenis van Zeeuws-Vlaanderen en werd actief in het organiseren van allerlei cultuur-historische evenementen. (Als kanttekening hierbij moet ik wel zeggen dat deze stereotype beschrijving wel wat ver gaat, want enkele van de genoemde activiteiten worden nog volop in Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen ondernomen, ook zonder de inbreng van "import"). Maar goed, wat couleur locale voor de rest van Nederland kan geen kwaad.

Uit interviews blijkt dat er autobiografische elementen in het boek zitten. Uiteraard de woonplaats die J.V. gekozen heeft na zijn vertrek uit West-Vlaanderen. Maar belangrijker: ook hij heeft zijn moeder jong verloren en vreesde lange tijd ook jong te zullen sterven (vanwege erfelijke factoren) en vond het moeilijk te beslissen of hij dan wel kinderen wilde. Deze thema's komen voor in het boek, maar het verhaal gaat dieper.

Leon is een eenzaam jongetje. Veel aansluiting heeft hij niet op school, al raakt hij tenslotte bevriend met Bertrand, een vriendschap die zijn leven lang zal duren. Zijn moeder is vermoedelijk manisch-depressief, al wordt dat niet bij naam genoemd. Haar enorme dadendrang kan plotseling veranderen in een lusteloze periode die ze grotendeels in bed doorbrengt. In beide toestanden heeft ze geen oog voor Leon. Zijn vader kan niet goed omgaan met deze situatie en heeft het ook zwaar met de volcontinudienst. Als moeder opgetogen is, wil ze uit met vader die daarvoor eigenlijk te moe is.

Zo komt het dat Elsie (16 jaar) de vaste oppas wordt van Leon (7 jaar). Hij is dol op haar, ze ondernemen van alles, van samen kleuren tot verstoppertje spelen op de (verboden) zolder. Tot de dag waarop Elsie misstapt en door het zolderluik valt. Het kind weet niet wat te doen en blijft bij de bloedende en bewusteloze Elsie zitten tot na uren, 's avonds laat, zijn ouders thuiskomen. Opvallend is dat niemand oog heeft voor het trauma van het jongetje. Als hij later ook nog verneemt dat er misschien iets te redden was geweest als er meteen hulp was gehaald, is het logisch dat hij zich verantwoordelijk voelt voor de toestand van Elsie. Als enkele jaren later ook zijn moeder overlijdt, sluit Leon zich af voor alle andere mensen, behalve voor Elsie. Haar vertrouwt hij zijn gevoelens en emoties toe, ook al geeft ze nooit een teken dat ze hem verstaat of begrijpt. (Elsie verblijft in Home Windekind, een naam die ik bij toeval aantrof op een knus huis in Zeedorp...)


Alles wat er verder gebeurt in het boek is te verklaren als een gevolg van het traumatische ongeluk en de emotionele verwaarlozing van Leon. Ik heb De verzonken jongen nog niet gelezen, maar het zou zomaar ook de titel van dit boek geweest kunnen zijn. Zoals Elsie geen contact meer kan maken met haar omgeving, zit ook Leon opgesloten. Hij uit zich nooit, denkt veel, maar spreekt met niemand. Zelfs niet echt met zijn vriend Bertrand of Liliane, de vrouw waarop hij verliefd wordt. Ze weet zelfs niets van Elsie af.

De man die haast had is een titel die aangeeft hoe belangrijk het thema tijd is in het boek. Hij zag hoe Elsie van het ene op het andere moment van een levenslustig meisje in een kasplantje veranderde, hoe zijn moeder veel te vroeg doodging. Aan de toekomst denken was niets voor hem, je wist immers nooit of er wel een toekomst was? Dus waarom verder studeren, waarom belangstelling voor kennis, waarom op zoek naar een vrouw? Het huwelijk van zijn ouders en het verdriet van zijn vader waren geen voorbeeld. En zeker geen kinderen, om te voorkomen dat ze net als hij, al jong één van hun ouders zouden verliezen. Hij ontkende de tijd, weigerde er mee te rekenen, wantrouwde mensen die erop vertrouwden. Hij leefde zoveel als hij kon in het moment. 
Zo bezien is de titel niet verklaarbaar. Want Leon had geen haast. Totdat hij begon aan de bouw van zijn boot. Waardoor dat uitgelokt werd en waar dat toe leidde, moet hier onbesproken blijven. 

Een bijzonder verhaal, met psychologische en filosofische aspecten. Spannend en ontroerend, treurig en beklemmend. En toch ook verrijkend: hoe zwaar kan de tol van een verleden zijn? Hoe achteloos gaan we om met de tijd, zonder te weten hoeveel we nog te goed hebben? Welke beslissingen nemen wij over de levens van anderen (kinderen, ouders, partners), zonder erbij stil te staan wat ze er van vinden? Amai, wat een vragen in een niet eens zo dik boek!


Tot slot: hoe Vlaams is dit boek? Nauwelijks zou ik zeggen. Ik kwam enkele woorden en uitdrukkingen tegen die de herkomst van de schrijver verraadden (goesting, zetel, hij stak de schuld op). Maar die zijn inmiddels al een beetje ingeburgerd hier..... Net als amai ;-)

Jan Vantoortelboom - De man die haast had. Amsterdam, Atlas-Contact, 2015. Pb, 144 pg. ISBN: 978-90-254-4407-5.

Ik las dit boek als 37/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, november 2015.


zondag 15 november 2015

Jos Bours - De jongens van het glaspaleis

Geregeld ben ik op zoek naar boeken waar nog niet iedereen al zijn of haar zegje over gedaan heeft. Vooral omdat ik ook graag eens verrast wordt door wat een schrijver te vertellen heeft of door de manier waarop hij een verhaalidee heeft vormgegeven. Maar dat betekent wel, dat niet elk boek een aangename verrassing kan zijn. Dat neem ik dan maar voor lief, omdat er anderzijds ook pareltjes tussen zitten. Ik weet niet meer waarom ik De jongens van het glaspaleis van Jos Bours op mijn leeslijstje zette. Ik kan me niet herinneren dat ik er een recensie over gelezen heb. De titel intrigeerde en de beknopte samenvatting van het verhaal ook. Toch bleek het een totaal ander boek dan ik verwachtte, maar daarover verderop meer.

Samenvatting


Een Limburgs dorpje aan het begin van de jaren '50 van de vorige eeuw. Jote, Nate en Miele zijn drie broers die op jonge leeftijd hun ouders verliezen. Hun moeder raakt overstuur na de onverwachte dood van hun vader, die verkoper was in het beroemde Heerlense Glaspaleis. De jongens worden verdeeld over de rest van de familie. Ze komen terecht tussen merkwaardige, soms aardige, soms boosaardige, maar immer onberekenbare volwassenen met hun codes en taboes. Langzaam maar zeker vinden ze de weg terug naar de verbondenheid van vroeger, maar die wordt danig op de proef gesteld. Jos Bours (Schinnen, 1946) studeerde Nederlands in Nijmegen en Dramaturgie in Utrecht. In die stad richtte hij samen met zijn partner Marlies Hautvast de eerste communitytheatergroep in Nederland op. Hij schreef in totaal 70 toneelstukken die in de meeste gevallen werden uitgevoerd door bewoners van Utrechtse volkswijken. Daarnaast publiceerde hij boeken over uiteenlopende onderwerpen. De jongens van het Glaspaleis is zijn romandebuut. (Achterzijde boek).

Leeservaring

Laat ik beginnen met een verklaring van de titel. Het Glaspaleis in Heerlen (KLIK HIER) is een voormalig warenhuis dat in 1933 werd ontworpen door de Heerlense architect Frits Peutz. Het is een van de belangrijke voorbeelden van het Nieuw Bouwen in Nederland. Heerlen, in het hartje van de mijnstreek, was destijds een belangrijke stad. Daar gaven alle streekbewoners en mijnwerkersgezinnen hun geld uit, daar zocht men bij tijd en wijle vertier. Later zou dat allemaal anders worden, maar daar zijn andere boeken over geschreven. De vader van de drie hoofdpersonen (Jote, Nate en Miele) werkte er. Hij was een knappe man en een succesvol verkoper. Met zijn nog jonge vrouw (17 toen de eerste werd geboren) vormde hij een prachtig en dolgelukkig paar. In de buurt werden de kinderen daarom De jongens van het glaspaleis genoemd.

Maar het noodlot sloeg toe: vader Felix overlijdt plotseling op 27-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Moeder Wies (23) blijft achter met haar 3 jongens van 6, 5 en 2 jaar oud. Ze is helemaal in de war. En haar familie, die de verbintenis nooit heeft zien zitten (en waarvan sommigen ook jaloers waren op het jongste zusje dat zo gelukkig was en in welvaart leefde), greep meteen in door de drie kinderen te verdelen en op te nemen in de verschillende gezinnen. Een hartverscheurende situatie, zowel voor de moeder als de kinderen. Ze zien elkaar zelden en de kinderen worden niet echt liefdevol opgevoed. Moeder Wies overlijdt als de jongens in de pubertijd zijn. Maar zodra de oudste 18 is, gaat hij met zijn broers wonen in het huis van hun ouders, dat ze de naam Eden geven en de omringende tuin het Paradijs.

Nee, niks eind goed al goed! Want dan begint hun gevecht met het leven pas echt. Daar zijn we in de rest van het boek getuige van. Tot het moment waarop de jongste, Miele, net zo oud is als vader Felix, waarop hij zoveel lijkt.

Het lezen was aanvankelijk een behoorlijk verwarrende ervaring. In het begin lezen we een realistisch verhaal, met feiten, gesprekken en gebeurtenissen. Maar zodra de kinderen verdeeld zijn, vormen de gedachten en gevoelens van de kinderen een wezenlijk onderdeel van de tekst. Dat betekent dat op één bladzijde het hij-perspectief plotseling verandert in een ik-gedachten stroom, vol associaties, herinneringen en droombeelden. Maar je leert al snel schakelen tussen beide perspectieven en dan blijkt hoeveel meer je het verhaal wordt ingetrokken op het moment waarop je je één voelt met het eenzame en verwarde kind.

Dat blijft zo in het verdere verhaal: soms is niet duidelijk of één van de jongens droomt, of dat iets werkelijk gebeurt. Er zijn zaken bij die je magisch of surrealistisch zou kunnen noemen. Maar inmiddels heb je ook niet meer de behoefte om na te denken over wat echt is en wat fantasie, verbeelding. Wat er toe doet is de manier waarom de jongens elk op hun eigen wijze proberen weer grip op hun leven te krijgen na deze traumatische jeugdervaringen. En hoezeer ze zich daarnaast met elkaar verbonden blijven voelen.

Niet voor iedereen even gemakkelijk leesbaar misschien, maar wat een rijk verhaal: beeldend en gevoelig geschreven en psychologisch doordacht. Met de nodige filosofische aspecten wat betreft ons mens zijn: het lijkt erop alsof de drie jongens ons allemaal een andere manier willen laten zien van invulling geven aan een waardevol leven. Waarbij niet de voorschreven paden gevolgd worden, maar ieder op zoek gaat naar zijn eigen weg, ondanks de valse start. Waarin Vertrouwen en daadwerkelijk Zijn, in het hier en nu, een belangrijke rol spelen. Met veel symboliek ook, voor wie er oog voor heeft.

Kortom: een soms bevreemdend, maar vooral ontroerend verhaal dat nog lang rondzingt in je hoofd. En dan toch nog eind goed al goed? Dat hangt er vanaf, hoe je de laatste bladzijden wilt lezen. Geven ze de werkelijkheid weer of zijn het toch weer droombeelden van Miele.....?

Jos Bours - De jongens van het glaspaleis. Maastricht, TIC, 2014. 208 pg. ISBN: 978-94-91561-30-1-6.

Ik las dit boek als 36/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, november 2015. 


Naschrift: In een reactie op deze recensie wees Jos Bours mij op de website bij het boek, die veel relevante achtergrondinfo bevat: 
www.dejongensvanhetglaspaleis.com

maandag 9 november 2015

Alexander Münninghoff - De stamhouder : een familiekroniek

Elk jaar, begin november, organiseert het Zeeuws Archief in Middelburg een Open Archiefdag. Met een gevarieerd programma: lezingen, rondleidingen door de depots en tentoonstellingen rond een bepaald thema. Hoogtepunt van deze dag is de zgn. Vriendenlezing (KLIK HIER). Er wordt een schrijver uitgenodigd die n.a.v. één van zijn boeken komt vertellen op welke manier hij gebruik gemaakt heeft van archieven bij de research voor zijn verhaal. (Vriendenlezing: omdat de Vrienden =  donateurs van het archief  er twee uitnodigingen voor krijgen; andere belangstellenden kunnen een toegangskaart kopen).
In het verleden zijn o.a. Ad van Liempt, Frank Westerman, Kader Abdolah, Annejet van de Zijl, Arthur Japin en Hans Goedkoop op bezoek gekomen, deze 11de maal was de beurt aan Alexander Münninghoff met de lezing: Op zoek naar de andere waarheid. Uitgangspunten van zijn betoog: 
"Als archiefonderzoeker moet je altijd de andere waarheid zoeken. Er is nooit sprake van één enkele waarheid”, en: “De kennis over het verleden wordt onderschat. Ik vind dat je niet goed kunt leven als je niet weet wat er in het verleden gebeurd is. Je moet de bouwstenen kennen.
Aanleiding om juist hem uit te nodigen was zijn succesvolle boek  De stamhouder: een familiekroniek. Het toeval wil dat hij enkele dagen eerder met dit boek ook nog de Libris Geschiedenisprijs 2015 won. Het boek stond na een uitzending van Brands met Boeken op mijn verlanglijstje en toen ik van de lezing hoorde heb ik het met voorrang gelezen.


Samenvatting

Ik ben geboren op 13 april 1944 in Posen, een oude Poolse stad die eeuwenlang Pozna werd genoemd. Maar toen ik er geboren werd, te midden van bombardementen die het einde der tijden leken aan te kondigen, was dit Posen een Duitse stad vanwaaruit Hitler-Duitsland zijn Heerestruppen naar de Sovjet-Unie had gestuurd en die nu de verminkten, de gewonden, de doden en een onafzienbare stoet vluchtelingen terugkreeg.
Mijn familie had deel aan dat drama. Over hen gaat dit boek. En over de gevolgen van de oorlog. Over een sluwe grootvader, die op spectaculaire wijze een van de rijkste mensen van Letland was geworden, maar twee dagen voordat de oorlog uitbrak met zijn Russische vrouw en vier kinderen, met achterlating van al zijn bezittingen, moest vluchten naar Nederland. Over een naïeve vader, die aan het Oostfront, in het uniform van de Waffen ss, uit idealisme tegen de Sovjets vocht en vervolgens in Nederland ten onder ging. Over een moeder, die na de scheiding naar Duitsland vluchtte en mijn moeder niet mocht zijn. En over mij, de kleinzoon, de zoon, de stamhouder. (Achterkant boek).


Leeservaring

Alexander Münninghoff (Posen 1944) is journalist, oud-Ruslandcorrespondent en oud-oorlogsverslaggever, Ruslandkenner en schaakliefhebber. Zijn bestseller De stamhouder (2014) is autobiografisch en berust op feiten en familieverhalen. Hij begon zijn lezing dan ook met uit te leggen hoe journalisten (idealiter) werken: je hoort een verhaal, je checkt het, dubbel-checkt het en liefst nog een keer. Maar je moet ook oppassen een geweldig verhaal niet kapot te checken. En dan: hoe presenteer je je verhaal? Feiten met voetnoten?

Omdat het hier een familiekroniek betrof, koos hij ervoor de familieverhalen te checken in archieven waar mogelijk en te luisteren naar de visie over gebeurtenissen van verschillende familieleden en daaruit de meest waarschijnlijke en eensluidende verhalen te gebruiken. En dat alles te gieten in een leesbaar verhaal, zonder voetnoten, maar dicht bij de waarheid en heel prettig leesbaar voor niet-historici. Een non-fictieboek dus, maar met een literaire en spannende ondertoon.

Het verhaal wordt vrijwel geheel chronologisch opgebouwd, met enkele plaagstootjes om het spannend te houden: maar dat konden we toen nog niet weten / het ergste moest nog komen / de werkelijkheid zou schokkender blijken te zijn, dan we toen konden vermoeden (zulke opmerkingen). Hoofdfiguren in het boek zijn uiteraard de sluwe grootvader van Alexander, een keiharde zakenman, die alles en iedereen, ook zijn eigen familie, inzet voor zijn soms duistere zaken en die harteloos is naar o.a. de vader van Alexander, zijn moeder en zelfs geen oog heeft voor het welbevinden van zijn stamhouder. Met als dieptepunt de ontvoering van Alexander, als hij 7 jaar is, om ondergebracht te worden bij zijn door de oorlog getraumatiseerde vader en een stiefmoeder die zelf geen kinderen kon krijgen een van Alexander een "project" maakt, dat vooral succes op haar af moet stralen.

Daarnaast Frans, de vader van Alexander, waarvan duidelijk wordt in het verhaal dat zijn keuze voor de Waffen ss heel begrijpelijk is, gezien zijn achtergrond en de keiharde houding van de grootvader. En dat is wat A.M. bedoelde met: Op zoek naar de andere waarheid: door achtergrondverhalen te kennen, krijgen feiten een andere betekenis. Voor wie het boek nog niet las, was zijn opmerking tijdens de lezing: "achteraf denk ik, dat ik dezelfde keuze gemaakt zou hebben" verbijsterend. Maar in het verhaal worden heel goed de psychologische kant en de tijdgeest belicht. 

Dan is er het verhaal van Wera, de moeder van Alexander. Geminacht door haar schoonfamilie wordt ze getolereerd met haar kind, de stamhouder immers, tot Frans (de vader van A.M.) terugkeert van de oorlog. Maar als het huwelijk op de klippen loopt, laat grootvader beiden vallen: zonder inkomsten komen ze in zeer armoedige omstandigheden terecht. Als Wera naar haar moeder in Duitsland vlucht met haar kind, voert grootvader eerst rechtszaken en ontvoert tenslotte het kind om het onder te brengen bij zijn vader Frans, die daar niet op zit te wachten.

Hartverscheurend is het hele verhaal, voor Wera, Frans en vooral Alexander. Eigenlijk ontdekte A.M. pas tijdens het schrijven hoeveel hij eigenlijk om zijn moeder gaf, ondanks dat hij haar lang niet zag en haar kwalijk nam dat ze hem nooit teruggehaald heeft, terwijl ze daartoe echt niet in staat was. En hoe liefdeloos de verhouding met zijn vader en stiefmoeder was: nooit hielden ze rekening met hem of waren ze aanwezig op belangrijke momenten (diploma uitreiking middelbare school bv.), met als dieptepunt negeren van de zeer verdrietige omstandigheden waarmee het gezin van A.M. geconfronteerd werd en het verduisteren van een deel van de erfenis, bedoeld voor de zoon van A.M.

Hoewel bij de gemiddelde lezer echt wel een snaar geraakt zal worden door de tragische en psychologisch zware omstandigheden die beschreven worden, is het boek op een nuchtere toon geschreven. Het leest als een roman, door de (veronderstelde) dialogen en het naar beste weten aanvullen van beschrijvingen van omstandigheden en gebeurtenissen. Een compleet verhaal, dat geschreven moest worden, zoals A.M. zei, en waar wij alleen maar blij over kunnen zijn dat het geschreven ìs.
Of er nog een vervolg kwam, vroeg iemand uit het publiek. Dat zou best eens kunnen, stelde A.M. Samen met iemand anders (Ad van Liempt??) is er sprake van de politieke invloed, economische macht, manipulaties en invloedrijke relaties van grootvader Münninghoff eens echt helemaal, met behulp van alle beschikbare archiefbronnen, in kaart te brengen. Soms is dat moeilijk, omdat bepaalde archiefstukken nog niet openbaar zijn. Maar er wordt aan gewerkt, want het is bijna ongelooflijk hoe deze man werkelijk overal (tot aan de regering in ballingschap in Engeland) aan de touwtjes trok.

Een intrigerend verhaal dus, maar ook een aangrijpend verhaal en allemaal echt gebeurt. En dat alles prettig leesbaar. Van mij mag de NS-publieksprijs ook nog naar dit boek!

Alexander Münninghoff - De stamhouder: een familiekroniek. Amsterdam, Prometheus/Bert BAkker, 2014. Geb., 5de dr., 329 pg., isbn: 978-90-351-4226-8.

 Ik las dit boek als 35/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, november 2015.

 

vrijdag 6 november 2015

Frans Pointl - De laatste kamer

Net als zovelen kende ik de naam Frans Pointl (1933-2015) en ook de titel van zijn bekendste verhalenbundel (De kip die over de soep vloog - 1989). Maar pas toen ik 2 jaar geleden een interview met hem las (zie hier: Boeken voor Frans Pointl) besloot ik toch maar eens iets van hem te lezen. Toch heeft het nog tot aan zijn overlijden in oktober van dit jaar geduurd voor ik me dat voornemen herinnerde. Het werd De laatste kamer (2013), zijn laatste verhalenbundel, die tevens de aanleiding was tot het bovengenoemde interview.

Samenvatting

`Oud zijn is een chronische kwaal. Elke avond voor het slapen gaan hoop ik dat ik weg mag schuiven in de eeuwigheid. Een grafsteentekst heb ik al vastgelegd: Van mensen eindelijk verlost.' In 2013 viert Frans Pointl zijn tachtigste verjaardag en dat mag een klein wonder heten. In 2009 werd bij de schrijver het Guillain-Barrésyndroom ontdekt. Wekenlang lag hij op de intensive care aan slangen en buisjes en vocht hij voor zijn leven. Inmiddels woont hij in een Amsterdams verpleeghuis en werkt hij aan nieuwe verhalen en gedichten. Als hij niet kan slapen noteert hij een paar gedachten in zijn grijze blocnote. Die werkt hij dan later uit tot de eerste versie van een verhaal; daarop volgt een tweede versie, een derde versie en zo gaat het maar door. Hij is een schaver en telkens komt er wat bij als hij een nieuwe versie tikt. Daarom houdt hij vast aan de schrijfmachine. Zo worden zijn verhalen beter. (Achterzijde boek). (Deze tekst is inmiddels achterhaald: in oktober 2015 overleed Frans Pointl.)

Leeservaring

Het genoemde VPRO artikel raakte een gevoelige snaar bij mij. Een intelligente, heldere geest in een gehandicapt lichaam, opgesloten in een kleine kamer in een verpleegtehuis, zonder veel ruimte voor zijn geliefde boeken en langzamerhand ook niet meer in staat zijn typemachine lang genoeg te bedienen om een verhaal te kunnen schrijven, de gezamenlijke huiskamer mijdend omdat daar nauwelijks verwante zielen met een heldere geest zijn te vinden. Gruwelijk! Dat vonden ze bij VPRO boeken ook en dus ging een verslaggever op bezoek met een doosje boeken voor Frans Pointl.

De late kennismaking met zijn verhalen is me goed bevallen. Ik heb begrepen dat ze voor een deel autobiografisch zijn, d.w.z. op de werkelijkheid gebaseerd, maar niet per se daarmee overeenkomend. De bundel bestaat uit 4 delen. Deel I: We volgen min of meer het leven van een jongen (Frans, 7 jaar, samenwonend met zijn moeder) van tot en met het moment dat hij als kostganger ergens terecht komt. (Uit de biografie blijkt dat Frans P. zijn Joodse (in de oorlog getraumatiseerde) moeder tot haar dood in 1953 verzorgd heeft. Daarna woonde hij jarenlang op verschillende adressen op kamers). Deel II: Grotendeels verzonnen en licht absurdistische verhalen, met de nodige humor. Deel III: Het verhaal De laatste kamer, zeer autobiografisch, over zijn leven in het verpleeghuis. Deel IV: Gedichten.

In de eerste twee delen hanteert F.P. een prettige, heldere vertelstijl, met onderkoelde humor. "Aan de overkant schommelde een corpulente teckel met afstandsbediening: aan het uiteinde van zijn riem voerde hij of zij een lange magere vrouw met zich mee. Ze was een jaar of zestig, had altijd veel make-up op, daar kon een banketbakker een taart mee glazuren". De verhalen uit het tweede deel doen me af en toe aan die van Belcampo denken. Het eerste (De terugkeer van Opa Mendes) gaat over Grootvader die terugkomt uit de hemel, maar niet als zodanig past in de visie van gezagsdragers die hem als een gek of een bedrieger beschouwen en die tenslotte besluit maar weer naar het hiernamaals te vertrekken. Een heerlijk verhaal!

Deel III: De laatste kamer is ronduit aangrijpend. Al probeert hij er af en toe wat humor in te leggen, het cynisme wint het toch geregeld. Het verdriet, het gemis, het afhankelijk zijn wordt op een quasi zakelijke manier verteld. Toch raakte het me diep en kan ik heel goed begrijpen, dat hij er genoeg van had om zo nog verder te leven. 

"Toen ik hier pas was ging ik naar de kapper. Ik vertelde de kapster hoe ik het precies wilde hebben. "We knippen alle mannen hetzelfde". Met de schaar werd amper gewerkt, alles gaat roetsj, roetsj met de tondeuse, maar wat wil je voor 9 euro? Ik ben hier drie belangrijke zaken kwijtgeraakt: mijn status, mijn ijdelheid en soms voel ik me aangetast in mijn waardigheid. Wat ik overdag draag, interesseert me niet meer."

"Weet je dat ik vanuit de "huiskamer" mijn oude woning kan zien? Ik zie het puntige, rode dak en de ramen van de vierde verdieping waar ik zolang woonde. Vrolijk word ik er niet van. Vergeef me als ik in herhalingen verval, fysiek kan ik het niet meer opbrengen meerdere versies te typen. Als ik je verveel lees dan niet verder."
  
Maar ik las wel verder, genoot van de hele bundel, was ontroerd door het laatste verhaal. Alhoewel deze laatste bundel niet representatief voor de rest van zijn werk zal zijn, ben ik vast van plan ook wat van het oudere werk te gaan lezen. Heb je een suggestie met welke bundel ik zou kunnen beginnen? Ik hoor het graag!

Frans Pointl - De laatste kamer. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2013. Geb., 175 pg., isbn: 97890-388-9821-6.

Ik las dit boek als 34/30 van de Ik Lees Nederlands uitdaging 2015 (KLIK HIER).

© JannieTr, november 2015.